Wat ben ik diep en intens trots. Vandaag was de eerste keer dat mijn oudste dochter Robine bij een andere judoclub aan een toernooi meedeed. Ze judoot best leuk en mag vandaag op uitnodiging meedoen aan het regionale toernooi van deze andere club. Ze heeft er zin in, is benieuwd hoe het zal zijn en of ze hier net als bij haar eigen club in de prijzen zal gaan vallen.
Als het toernooi van start gaat schrik ik echter. Het niveau is hier duidelijk anders dan bij haar eigen club. Zouden ze wel een spaan van haar heel laten? Gelukkig ziet ze me niet en gaat ze dapper van start. De eerste wedstrijd scoort ze punten, maar verliest ze uiteindelijk toch. De tweede wedstrijd gaat hetzelfde, na de eerste punten aan haar kant te hebben, lukt het haar tegenstander haar in de houtgreep te krijgen, waarbij ze het uiteindelijk opgeeft.
En dan krijgt ze het moeilijk. Ze blijft op de mat liggen. Een van de begeleiders praat op haar in en uiteindelijk staat ze op. Maar ze huilt en blijft huilen. Ik probeer op mijn handen te blijven zitten, maar mijn hart huilt met haar mee.
En dan moet ik weer aan de prachtige talk van Glennon Doyle Melton denken die ik eerder deze week heb beluisterd. “Niet meteen naar haar toe gaan, gun haar deze groeikans.” Het is niet onze taak om onze kinderen voor pijn te behoeden, net zo min als het onze taak is om ze bewust pijn te doen. Het is onze taak om onze kinderen te leren dat pijn hoort bij groei en er in dat proces voor ze te zijn. Net zoals ik er ook voor mijn jongste dochter was gisteren, toen ze van haar fiets viel en het met mijn troost en aanmoediging weer probeerde, net zolang tot het wel lukte.
Juist op de momenten dat we het moeilijk hebben, dat we geconfronteerd worden met onzekerheid, angst en verdriet, dat we geconfronteerd worden met onze beperkingen, zowel fysiek als mentaal, ontvangen we ook de kans om te leren en te groeien. Te leren dat we al helemaal goed zijn zoals we zijn, met al onze mogelijkheden én beperkingen. Dat we al helemaal goed zijn, met al onze schoonheid én lelijkheid. Te leren dat we al helemaal goed zijn, ook als we het niet weten, als we ploeteren en struggelen. Te leren dat waar angst is, ook altijd liefde is. En dat we onmetelijk krachtig zijn, dat we kunnen ontdekken waar we nog in willen groeien en dat we die groei kunnen realiseren.
Dus ik zit op mijn handen, totdat mijn moederhart zegt dat het genoeg is. Ik roep mijn kanjer bij me en vertel haar hoe ongelofelijk trots ik op haar ben. Dat ze dit doet, dit aangaat, dat ze wil leren, dat ze beter wil worden in de sport waar ze zo van houdt. Ik knuffel haar. Haar pijn is nog niet weg, maar ze kiest zelf om terug de dojo in te stappen. Haar angst dat ze alle wedstrijden zal verliezen, dat ze niet goed genoeg is, aan te gaan. Ze kiest om door haar pijn heen te kiezen voor liefde, voor groei. Ze huilt verder, komt nog een keer naar me toe, maar kiest opnieuw om het aan te gaan. Ze judoot nog twee wedstrijden, 1 verlies en 1 gelijkspel. Geen prijs. Maar oh, ze voelt zich een winnaar en dat is ze ook. Ze zegt dat ze het uiteindelijk toch leuk vond en dat ze de volgende keer weer wil. En ik denk: “Tegen de wedstrijd die ze vandaag heeft gewonnen, kan geen enkele medaille op…”